Waterbouwers denken mee over oplossingen en kosten
De overheid trekt zich steeds meer terug en dat komt een efficiënte uitvoering van het werken aan water ten goede, aldus Verhoeven. Aannemers krijgen meer vrijheid om het werk naar eigen inzicht uit te voeren, conform de eisen van de overheid. Dat levert mooie resultaten op, vindt hij. “Aannemers zijn zowel betrokken bij het ontwerp als bij de praktische uitvoering van een project en kunnen daardoor goed meedenken over oplossingen en alternatieven die tot kostenbesparing leiden.” Dat was bijvoorbeeld het geval bij de Betuweroute, waarbij het plan was om een grote damwand te bouwen van enkele kilometers lang voor versteviging van de grond. Uit grondonderzoek bleek dat hiervoor een veel eenvoudigere en goedkopere oplossing mogelijk was. Ook voor de bouw van de zeewering op de Tweede Maasvlakte werd na onderzoek een kostenbesparend en efficiënter alternatief gevonden dan oorspronkelijk gepland was. Het voordeel ging naar de klant en de aannemerscombinatie. Het is dus aantrekkelijk om de kennis van de aannemer zo vroeg mogelijk bij een project te betrekken. Toch neigen lagere overheden, zoals de waterschappen, de provincies en ook DLG, er nog steeds toe zelf teveel werkzaamheden op te pakken, volgens Verhoeven. “De dienst werkt dan een project tot in detail uit met ingenieursbureaus. Dat levert een extra schakel op in het traject, wat vaak extra tijd en geld kost. Het is beter als ze de waterbouwers ruimte en vrijheid bieden en vertrouwen hebben in de markt.”Terravisie, februari 2011
Radio Kootwijk: verbinding tussen cultuur en natuur
Op de grond die DLG verwerft en beheert, staan soms ook gebouwen. Gedurende zes jaar verzorgde DLG het beheer en de exploitatie van de gebouwen van Radio Kootwijk. Sinds december 2009 is het complex in handen van Staatsbosbeheer. Het bijzondere karakter en de sfeer van het voormalig zendcomplex blijven behouden.
Radio Kootwijk is het voormalige zendstation waarmee in de vorige eeuw contact werd onderhouden met Nederlands-Indië. Het karakteristieke gebouwencomplex staat midden op de Veluwe. In 2003 kocht Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) de gebouwen van KPN. De zoektocht naar een private partij met een geschikt plan voor herbestemming liep echter spaak. In 2006 maakte een bestuurlijke begeleidingscommissie, waarvan de provincie Gelderland, de gemeente Apeldoorn, het rijk, DLG en Staatsbosbeheer deel uitmaakten, een nieuwe start met het herbestemmingsproces. In 2008 besloot Staatsbosbeheer uit de commissie te stappen en zelf een plan voor herbestemming te ontwikkelen. Dit werd getoetst en gehonoreerd. De overdracht aan Staatsbosbeheer vond plaats in december 2009.
Vanaf 2003 tot de overname verzorgde DLG het beheer en de exploitatie van Radio Kootwijk. Harry Boersma, procesmanager Ontwikkelingsbedrijf Groene Ruimte: “Het was voor het eerst dat DLG een dergelijk groot gebouwencomplex beheerde, exploiteerde en weer doorleverde. De expertise die we hiermee hebben opgedaan, kunnen we in de toekomst weer inzetten als we gronden aankopen waarop gebouwen staan met een grote cultuurhistorische waarde.” Evert-Jan Peper van DLG had een belangrijke taak in de exploitatie van Radio Kootwijk. “Vanaf 2006 hebben we een tijdelijk programma ontwikkeld en hebben we consequent gewerkt aan het neerzetten van het merk ‘ Radio Kootwijk’ . Dat deden we onder meer via een website en nieuwsbrieven, met informatie over het huren van de gebouwen en aankondigingen van publiekstoegankelijke activiteiten, zoals voorstellingen van Toneelgroep Oostpool en Orkater.“ Radio Kootwijk ligt in Natura 2000 gebied. Peper: “ Dat betekende dat we onszelf steeds de vraag stelden hoeveel bezoekers we nodig hadden voor de exploitatie, in plaats van hoeveel mensen we konden herbergen. Dat was de uitdaging.”
Theo Meeuwissen, projectleider voor de herbestemming bij Staatsbosbeheer, vertelt: “De ervaringen die DLG met de exploitatie had opgedaan, konden wij goed benutten voor de uitwerking van ons plan.” Juist datgene wat kenmerkend is voor Radio Kootwijk – de karakteristieke gebouwen en het omliggende landschap – is leidend voor de functies die er nu een invulling krijgen. De programmering wordt mede bepaald door de eisen die de natuur stelt, zoals de wisseling van de seizoenen. Het wordt een centrum voor bezinning, rust en verbinding. Met activiteiten als lezingen, theatervoorstellingen, kunst en trainingen voor persoonlijke ontwikkeling. Meeuwissen: “ Eerdere initiatieven liepen vast op het feit dat natuur en landschap werden gezien als een hindernis bij de herontwikkeling. Wij stellen waarden als rust, ruimte en duisternis juist centraal. Deze vormen geen belemmering, maar maken Radio Kootwijk zo uniek.”
Terravisie, maart 2010
SNL: Praten in één natuurtaal
De nieuwe Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer (SNL) is bedoeld voor agrarische en particuliere beheerders en natuurbeheerorganisaties. Subsidie aanvragen voor beheer van natuur en landschap wordt hiermee eenvoudiger en gebiedsgericht.
De SNL vervangt het Programma Beheer. De nieuwe regeling voor het agrarisch natuurbeheer ging in op 1 januari 2010. Een jaar later, vanaf 1 januari 2011, volgt de regeling voor natuurbeheer door particulieren en natuurbeheerorganisaties. Henk Menninga is als procesbegeleider bij het omvormingsproces betrokken: “Met de SNL wordt het subsidiesysteem eenvoudiger, aantrekkelijker en goedkoper in de uitvoering.” De basis hiervoor is het Natuurbeheerplan, dat elke provincie voor deze regeling opstelt. Dit plan bevat een digitale beheertypekaart, waarop is aangegeven voor welk natuurdoel en bijpassend beheer, beheerders subsidie kunnen aanvragen. Dezelfde kaart gebruikt de beheerder voor zijn digitale aanvraag. Onderdeel van het Natuurbeheerplan is de nieuwe index Natuur en Landschap, die bestaat uit zo´n zeventig beheertypen. Menninga: “Met die index beschikken we nu over een landelijke uniforme ‘natuurtaal’ die iedereen hanteert. Hiervóór benoemden het rijk, de provincies en de diverse natuurbeheerders de verschillende natuurtypen vaak net even anders en dat leverde verwarring op.” Rapportages van bijvoorbeeld agrarische beheerders, maar ook van de minister aan de Tweede Kamer worden met die taal duidelijker en eenduidig.
Onderbouwen en vergelijken
De nieuwe index zorgt ervoor dat de aanpak van het beheer steviger wordt onderbouwd, volgens Teo Wams, directeur natuurbeheer bij Natuurmonumenten. “Bij beheersgebieden die aan elkaar grenzen, worden de gegevens hiermee beter te vergelijken en op te tellen. Tot nu toe waren beheerders die de kwaliteit en de beheeropgave van een gebied in beeld wilden krijgen, veel meer afhankelijk van fragmentarische gegevens en ‘fingerspitzengefühl’.” De administratieve veranderingen in de regeling houden in dat beheerders te maken krijgen met een nieuw vergoedingenregime, een indeling in drie kwaliteitsklassen en nieuwe voorschriften voor monitoring. Wams: “De nieuwe voorschriften voor monitoring leveren hardere gegevens op. Dit leidt tot een objectievere systematiek. Hierdoor kunnen beheerders zaken gemakkelijker vergelijken. Ook kunnen beslissingen van de overheid zo beter worden onderbouwd: over toegekende budgetten en beslissingen over beheer en de kwaliteitsverbetering van een gebied. ”
Met de nieuwe regeling heeft alleen de AID nog een controletaak in het agrarisch natuurbeheer. DLG blijft de controles uitvoeren bij de natuurbeherende organisaties. Bij het ontwerpen van de nieuwe subsidieregeling heeft DLG meegedacht over het ontwerp en kennis over gebiedsgericht werken ingebracht. De SNL gaat uit van een gebiedsgerichte benadering: natuurdoelen worden zoveel mogelijk gerealiseerd in samenhang met andere doelen in het gebied, bijvoorbeeld milieu of recreatie. Teunis Jacob Slob, voorzitter Veelzijdig Boerenland, vertelt vanuit het oogpunt van agrarisch beheer: “We bekijken voor een groter gebied wat de optimale mix is van maatregelen die we kunnen treffen voor het beheer, bijvoorbeeld voor het behoud van weidevogels. Een agrarisch beheerder stemt dit af met een natuurbeheerorganisatie en met ondernemers. Op die manier kunnen partijen zorgen voor maatwerk.”
Terravisie, maart 2010
Veldcontroles worden beter en makkelijker met MoVe
Sinds april dit jaar werkt DLG met MoVe, een mobiel systeem voor het uitvoeren van veldcontroles, gebaseerd op GIS. Met het nieuwe systeem kunnen controles gemakkelijker en sneller worden uitgevoerd. De controleurs sjouwen niet langer met stapels papier, maar hebben een tablet-PC op zak. MoVe staat voor Mobiele Veldcontroles. Het is een mobiel geografisch informatiesysteem (GIS) dat gebruik maakt van een veldcomputer met een UMTS-verbinding. Controleurs van DLG voeren veldcontroles uit voor de subsidieregelingen Natuurbeheer en Agrarisch Natuurbeheer.
Zij bekijken ter plaatse of beheerders zich aan de voorwaarden houden. Sjouwden de controleurs tot nu toe met stapels papier door het veld, sinds de invoering van MoVe is dat verleden tijd. Alle informatie, inclusief luchtfoto’s van heel Nederland waarop kan worden in- en uitgezoomd, is in het systeem geïntegreerd en online op te vragen. Daan Liefhebber, veldmedewerker bij DLG, heeft inmiddels ruim ervaring opgedaan met MoVe: “Eerder moest ik veel voorwerk doen op kantoor als ik controles uitvoerde. Ik zocht op de kaart op waar ik moest zijn, verzamelde dossiers en printte luchtfoto’s uit. Met stapels papier ging ik vervolgens het veld in. Sinds we MoVe gebruiken, stap ik met alleen een tablet pc in de auto. De ingebouwde GPS van het systeem stuurt me naar het juiste perceel.” Ook Joachim van der Valk van DLG maakt gebruik van MoVe in zijn werk als controleur: “We kunnen beheerders ook meteen op het beeldscherm laten zien wat we doen. Dat is met name praktisch als het gaat om meerdere beheerseenheden. We hoeven dan niet meer drie verschillende dossiers met bijbehorende kaarten naast elkaar te leggen.” “ MoVe draagt bij aan de kwaliteit en de efficiency van ons werk”, zegt Liefhebber. “ We kunnen als controleurs ook ter plekke kaarten aanpassen en foto’s maken, als we bijvoorbeeld afwijkingen constateren. Na de definitieve beoordeling versturen we meteen alles digitaal naar de Dienst Regelingen (DR).” DR verzorgt de administratie en de afhandeling van de subsidieregelingen. MoVe vereenvoudigt ook het administratieproces: de kans op fouten vanwege het vele papierwerk is afgenomen en de verzamelde gegevens zijn beter beveiligd. Belangrijk voor DLG én voor de beheerders.
Divers
Grontmij ontwikkelde de software voor MoVe, samen met de Dienst ICT Uitvoering van het ministerie van LNV. Het ministerie van LNV ontving in september de ESRI Enterprise GIS Award. De toekenning van de award was mede gebaseerd op de ontwikkeling van MoVe. Het systeem werd in ongeveer zes maanden tijd ontwikkeld en in het hele land bij DLG ingevoerd. Het innovatieve is niet alleen dat allerlei informatie in het systeem is geïntegreerd, maar ook dat tussen twee diensten een digitale informatiestroom heen en weer gaat. “Het was een behoorlijk ingewikkeld project”, volgens Liefhebber. De controles die we uitvoeren en de afwijkingen die we constateren zijn bovendien heel divers van aard. Het gaat bijvoorbeeld om het controleren van poelen, moerassen en weidevogels. Moeilijk in software te vangen. Maar dat is toch goed gelukt.”
Terravisie, december 2009
Crisis biedt kansen voor gebiedsontwikkeling
Door de kredietcrisis is het moeilijker geworden om met een rode ambitie gebiedsontwikkelingen te starten. Veel bouwprojecten komen stil te liggen. Maar wat zijn de gevolgen van de crisis voor het realiseren van groene doelstellingen?
Barto Piersma, plaatsvervangend directeur Directie Platteland, ministerie van LNV: “Investeerders krijgen moeilijker krediet. Dat gaat ook op voor investeringen in het landelijk gebied.” Het ministerie van LNV heeft een investeringsagenda voor het landelijk gebied vastgelegd en voor de periode 2007-2013 bestuursovereenkomsten gesloten met de provincie over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).
“Die afspraken proberen we zoveel mogelijk na te komen. Voor het realiseren van agrarische of natuurdoelstellingen stellen we provincies in staat om grond te verwerven. Minder of juist meer grond aankopen is afhankelijk van onze doelen. Het innemen van grondposities is een middel om die doelen te realiseren”, aldus Piersma. De verantwoordelijkheid voor de grondaankopen ligt bij de provincies, die opdrachtgever zijn van DLG en het Bureau Beheer Landhouwgronden (BBL). Luuk Oost, hoofd Ontwikkelingsbedrijf Groene Ruimte van DLG, denkt dat voor integrale rood-groen-ontwikkelingen de crisis een bedreiging is. Maar het aankopen voor groene doelstellingen, wat DLG doet, heeft veel minder te lijden onder de crisis. De crisis biedt juist kansen. Oost: “Ik denk dat we op een meer organische manier naar gebiedsontwikkeling zullen gaan kijken. Juist nu kunnen we de mogelijkheden gaan verkennen om met een groene ambitie gebiedsontwikkeling te starten. Op dit moment bouwen we vaak wijken waar het groen later in wordt gevlochten. Je kunt dit ook omdraaien en met het groen beginnen. Dan is er al groene kwaliteit aanwezig bij de start van de bouw van een woonwijk.” De tijd van hoog financieel rendement behalen in relatief korte tijd lijkt voorbij. Vanaf nu is er veel meer sprake van rendement behalen over een langere periode. “Op die manier kunnen we gemakkelijker publieke doelen dienen. En dat heeft weer te maken met duurzaamheid. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om meteen een grote woonwijk te bouwen, maar je kunt dit ook in kleine stapjes doen”, aldus Oost.
Door de crisis verandert volgens Oost de werkverhouding tussen publieke en private partijen. Bij de voorkant van gebiedsontwikkeling kunnen publieke partijen een meer bepalende rol gaan spelen, omdat marktpartijen hen meer dan ooit nodig hebben om een ontwikkeling te faciliteren. Publieke partijen krijgen door hun sterkere positie meer mogelijkheden om aan te geven dat ze bepaalde zaken geregeld willen hebben. Publieke partijen kunnen bij gebiedsontwikkeling ook hun positie versterken door risicodragend deel te nemen. BBL en DLG kunnen bij het aankopen van gronden, tot op zekere hoogte, risicodragend participeren. Het geld dat op die manier wordt verdiend, wordt weer geïnvesteerd in de ontwikkeling van natuur. Zowel het rijk als de provincie kunnen daarbij de opdrachtgever en risicodragende partij zijn. Piersma: “Als rijk nemen we daarbij echter geen grote risico’s. We willen juist voorkomen dat de grondprijzen worden opgedreven.” Oost vult aan: “We kopen nooit grond van marktpartijen aan boven de waarde die een gebied op dat moment heeft. Grond hoef je echter niet altijd in je bezit te hebben. Het is ook mogelijk om via planologie gebiedsontwikkeling te realiseren, zoals met een bestemmingsplan.”
Rood voor groen blijft nodig om groene doelen te kunnen realiseren. Piersma: “Rood voor groen is crisisbestendig. Daarmee moeten we zeker doorgaan met het oog op kwaliteit.” Maar groen voor rood heeft zeker toekomst. Oost: “Ik denk dat in de onderscheidende kwaliteit van de woon- en leefomgeving groen steeds meer een bepalende factor gaat worden. Dan krijgen wijken of dorpen waar het groen al ligt bij de start van de bouw, een hogere economische waarde dan wijken die dat niet hebben. Het al uitgerolde groen draagt bij aan de kwaliteit van het rood. Dat is mij uit het hart gegrepen.”
Terravisie, september 2009
Re-creatie op de Gorsselse Heide
De Gorsselse Heide nabij Olst, is een 100 ha groot bos- en heidegebied. Ruim honderd jaar geleden kocht het ministerie van Defensie het aan om te gebruiken als militair oefenterrein. Nu zal de oude natuur terugkeren.
Met het Project Ontwikkeling Militaire Terreinen (PROMT) zorgt DLG er in opdracht van het ministerie van LNV voor dat 53 voormalige militaire terreinen een nieuwe bestemming krijgen. De Gorsselse Heide is één van die terreinen. Eén van de doelen van PROMT is om ook particulieren de kans te geven eigenaar van zo’n terrein te worden. “De Gorsselse Heide is een natuurparel met hoge kwaliteiten. Het is één van de laatste, grote, natte heidegebieden in Oost-Gelderland”, vertelt DLG-projectleider Michel Ronden.
Diverse partijen, waaronder natuurorganisaties, omwonenden, de gemeente en de provincie, maakten zich hard voor het behoud van de Gorsselse Heide als natuurgebied. Ronden: “In samenspraak met die partijen hebben we een natuurherstelplan opgesteld. Dit is vol lof door iedereen ontvangen.” Voor de borging van de kwaliteit van het gebied stelde DLG een bijzondere akte van levering op met hierin onder meer opgenomen een verplichte uitvoering van het natuurherstelplan binnen drie jaar tijd.
Jaap Starkenburg is directeur van Stichting IJssellandschap, de nieuwe particuliere eigenaar. Hij vertelt: “Juist doordat Defensie de Gorsselse Heide honderd jaar geleden heeft aangekocht, is de heide hier bewaard gebleven. Tegelijkertijd is er door het militaire gebruik nogal wat schade aangericht.” In het gebied is sprake van verdroging en er zitten munitieresten in de grond. De oorspronkelijke natuur is deels verdwenen. Kern van het natuurherstelplan is dat de nieuwe eigenaar het terrein in de oude staat van nat heidegebied terugbrengt. Het gebied zal bovendien vrij toegankelijk zijn en blijven voor het publiek.
Bijzonder is dat Stichting IJssellandschap voor het beheer gaat samenwerken met Stichting Marke Gorsselse Heide, waarin een groep burgers en belangenorganisaties zijn verenigd. Oorspronkelijk waren de gronden van de Gorsselse Heide zogenaamde markegronden. Een collectief van boeren regelde samen het beheer en gebruik van deze gronden. Ronden: “In de samenwerking met Stichting Marke Gorsselse Heide keert die gezamenlijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid vanuit de directe omgeving in feite terug.” Bezoekers zullen in de toekomst een groot, aaneengesloten, open heidegebied betreden.
Starkenburg: “Vogel- en plantensoorten, die nu niet meer voorkomen, kunnen zich er gaan verbreiden. Ik zie beelden voor me van een kudde schapen die er ronddwaalt onder mooie wolkenluchten. Het wordt een bijzonder recreatiegebied en een plek om tot rust te komen; met ‘re-creatie’ ook in de betekenis van herscheppen.”
Terravisie, juni 2009
Reggevisie: water en natuur in een fraai landschap
Het riviertje de Regge ligt in het westen van Twente. In 1998 stelde Waterschap Regge en Dinkel de Reggevisie vast. Volgens dit toekomstbeeld wordt de Regge ontwikkeld tot een meanderende, dynamische rivier.
Voorheen was de Regge ook een meanderend riviertje. Vanaf het einde van de 19e eeuw werd hij echter gekanaliseerd. Martien Knigge van Landschap Overijssel vertelt: “Op dit moment is de Regge vooral een afvoerkanaal voor water. Hij is tamelijk diep en smal. In de loop van de afgelopen tachtig jaar zijn een heleboel bochten uit de rivier gehaald voor een goede waterafvoer. Die vindt nu echter in een te hoog tempo plaats.”
De Reggevisie heeft een integraal karakter en is er op gericht om de waterafvoer geleidelijker te laten verlopen, minder verdroging te veroorzaken en meer water vast te houden. In het kader van de EHS richt de Reggevisie zich bovendien op het realiseren van een ecologische verbinding langs de rivier. Ook aan de recreatieve mogelijkheden in het gebied besteedt het plan aandacht.
Hoe het eindplaatje voor de Regge er uit gaat zien, is volgens Knigge nog een verrassing. “In ieder geval zal de Regge minder diep zijn en breder dan op dit moment het geval is. Bij grote afvoer, bijvoorbeeld na hevige regenbuien, zal het water over de oeverlanden stromen, die behalve de functie van waterberging ook een natuurdoel hebben. Bovendien wordt de Regge opnieuw slingerend aangelegd, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de meanders passen in het landschap.”
Het inrichtingsplan van de Regge heeft betrekking op het gebied van Goor tot Nijverdal. Dit gebied wordt grotendeels in beslag genomen door twee landinrichtingsprojecten; landinrichting Enter, aan de zuidkant en landinrichting Rijssen, aan de noordkant. Voor landinrichting Rijssen is inmiddels een plan van toedeling gemaakt. Het gebied waar de overstromingen en waterberging moeten gaan plaatsvinden, is grotendeels vrij gemaakt van agrarisch grondgebruik. Voor de landinrichting Enter moet het plan van toedeling nog worden ontwikkeld.
Bij het Regge-project zijn naast DLG en Landschap Overijssel, Waterschap Regge en Dinkel, de betreffende gemeenten en de provincie betrokken. Knigge: “DLG heeft veel ervaring met dit soort integrale opgaven. Dit gevoegd bij de inhoudelijke kennis van het waterschap en van Landschap Overijssel maakt dat we heel voortvarend een plan in elkaar kunnen passen en meten. We houden er daarbij rekening mee dat niet alleen het water en de natuur op een goede manier in het gebied aanwezig zijn, maar dat het ook een fraai landschap oplevert.”
Terravisie, maart 2009
Oude Maasarm Keent: tijd voor realisatie
Bij het eiland Keent, tussen het Brabantse Grave en Ravenstein, wordt een oude Maasarm opnieuw uitgegraven over een breedte van honderd meter en een lengte van vier km. De veiligheid bij hoogwater neemt hierdoor toe.
Het vergroten van de veiligheid wordt bij het project Oude Maasarm Keent gecombineerd met de aanleg van natuur- en recreatievoorzieningen. Er komen ook moerassen en een nevengeul en er is net een hoogwaterverbinding met een nieuwe brug gerealiseerd. Jan Joost Bakhuizen is vanuit Rijkswaterstaat Limburg sinds 1998 betrokken bij dit project. “In 1998 lag er in hoofdlijnen al een plan voor het herstellen van de oude Maasarm. Dat is uiteindelijk een heel robuust ontwerp gebleken.” Het project valt onder de Nadere Uitwerking voor het Rivieren Gebied (NURG). De ministeries van Verkeer en Waterstaat en LNV werken samen aan het realiseren van minimaal 7.000 ha natuurontwikkeling in de uiterwaarden van de Rijntakken en het bedijkte deel van de Maas. In alle NURG-projecten wordt natuurontwikkeling gekoppeld aan rivierverruiming.
Bij de NURG-projecten neemt in de helft van de gevallen Rijkswaterstaat het voortouw en in de andere helft DLG. Bij Keent is dat DLG. Rijkswaterstaat en DLG werken al tien jaar samen aan dit project. “Grootschalige complexe projecten als Oude Maasarm Keent vragen om een lange adem. Beleidsvernieuwing, personeelswisselingen, nieuwe omwonenden en optredende risico’s betekenden dat we de koers soms moesten bijstellen om het op de rails te houden. Na tien jaar voorbereiding gaan de veranderingen in het veld nu ineens erg snel. Over vier jaar ligt er bij Keent een prachtig duurzaam ingericht groot stuk nieuwe Maasnatuur”, aldus projectleider Tom Violier.
Bakhuizen: “De veiligheidsopgave bij Keent is groot. Vanuit Rijkswaterstaat betalen wij zo’n 70 procent van het project. Dat is vrij veel, maar we ervaren ook een grote betrokkenheid vanuit DLG om dit project te realiseren.” Het project Oude Maasarm Keent maakt deel uit van een groot pakket aan maatregelen langs de Maas, waarbij steeds veiligheid met natuur wordt gecombineerd. “Het gaat hierbij om het hele traject van de bedijkte Maas in Gelderland en in Noord-Brabant. Keent is een belangrijke schakel in die ketting van projecten”, aldus Bakhuizen.
Met 350 ha is het één van de grotere natuurontwikkelingsprojecten in Noord-Brabant. Ook Brabants Landschap, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Oss zijn er bij betrokken. Violier: “De omvang van het project vergroot ook de complexiteit. Ondanks de problemen die we zijn tegengekomen, hebben alle betrokken partijen steeds onverkort energie in het project gestoken. Daardoor konden we, na veel jaren van voorbereiding, in 2008 beginnen met het realiseren van de inrichting.”
Terravisie, maart 2009
Herverkaveling op basis van de Wilg
Voor de realisatie van de EHS zijn landbouwgronden bij Zuidwolde als natuurgebied aangewezen. Op basis van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) vindt hier een proces van wettelijke herverkaveling plaats.
Langs het riviertje de Reest, zowel in het dal als daarbuiten, liggen verscheidene natuurgebieden die in het bezit zijn van met name Het Landschap Overijssel en Het Drentse Landschap. Om de bestaande natuurgebieden tot een eenheid te maken, zijn tussenliggende landbouwgronden als nieuwe natuurgebieden aangewezen. Bovendien maakt het gebied deel uit van een Robuuste Verbinding, om de samenhang van de EHS te versterken. Dit betekent een zwaar beslag op grond ten behoeve van de natuur. Een aantal landbouwbedrijven zal moeten worden uitgeplaatst. De bestuurscommissie Zuidwolde, belast met de uitvoering van de landinrichting in Zuidwolde, voert dit proces uit middels wettelijke herverkaveling. Melle Buruma is vanuit het Drents Landschap betrokken bij het landinrichtingsproject Zuidwolde: “Zeker in Zuidwolde-Zuid is het natuurbelang groot. Het Reestdal is een cultuurhistorisch waardevol gebied, met een grote rijkdom aan planten- en diersoorten. Doel is om hiervoor de waterhuishouding in het dal te verbeteren.”
In Zuidwolde was al een proces van wettelijke ruilverkaveling gaande, op basis van de oude Landinrichtingswet. Sinds 1 januari 2007 vormt de Wilg het wettelijke kader voor het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Buruma: “Met de nieuwe wet krijgen provincies meer verantwoordelijkheid en kunnen ze zelf keuzes maken en prioriteiten stellen.” Doel van de WILG is ook om sneller en slagvaardiger te werken. Bij de nieuwe wet is sprake van kortere termijnen, waarbinnen doelen gerealiseerd moeten worden. “Daarbij mag de zorgvuldigheid echter niet uit het oog worden verloren. Het gaat bij herverkaveling om grond die in het bezit is van mensen. Dan raak je aan essentiële zaken”, aldus Buruma. Hij is positief over de samenwerking met DLG in Drenthe. “Voor de grondverwerving werken wij intensief samen. Maar ook met betrekking tot de taak van DLG als uitvoeringsinstantie van landinrichtingsprojecten is de samenwerking uitstekend.”
Terravisie, december 2008
Parelketting vormt verbinding in Vechtplassengebied
In het gebied van de Noordelijke Vechtplassen zal ongeveer 400 ha landbouwgrond worden omgevormd tot natuurgebied en met elkaar worden verbonden. DLG werkt hiervoor samen met de provincie Noord-Holland, de gemeente Naarden, waterbedrijf Waternet en beheerder Natuurmonumenten.
Ingrid Rijkers, projectleider bij DLG: “De natuurinrichting in het gebied van de Noordelijke Vechtplassen en de verbindingen daartussen gaan ervoor zorgen dat planten en dieren zich kunnen verplaatsen over een aaneengesloten terrein. In feite gaat het bij deze gebiedsontwikkeling om allemaal losse parelprojecten, die als een parelketting met elkaar worden verbonden.” De natuurinrichting Noordelijke Vechtplassen, met het Naardermeer en de polders Kortenhoef en Ankeveen, maakt deel uit van de ontwikkeling van het hele Vechtplassengebied. Dit gebied vormt een belangrijke schakel in de EHS en de Natte As, die van Friesland naar de Biesbsoch loopt en waardevolle moerasgebieden met elkaar verbindt. Krijn-Jan Provoost, directeur van Natuurmonumenten, vertelt: “Om de komende tien jaar de EHS af te ronden, moeten er nog behoorlijk wat snippers in dit gebied verworven worden.” Naar het zuiden toe zal het Vechtplassengebied met zijn verbindingen deel gaan uitmaken van de Groene Ruggengraat, een andere benaming voor de Natte As. Provoost: “Al pareltjes rijgend gaan we daar verbindingen tussen natuurgebieden realiseren, tot de Biesbosch aan toe. Volgend jaar wordt waarschijnlijk een start gemaakt met het verbinden van het Naardermeer met het Vechtplassengebied. Eenzelfde operatie gaat later ook naar het noorden toe plaatsvinden.”
Naast natuurontwikkeling is er in het Vechtplassengebied aandacht voor functies op het gebied van water, cultuurhistorie en recreatie. Een van de meest opvallende parels in de ketting is de ontwikkeling van het voormalige landgoed Stadzigt bij het Naardermeer. De structuur van het verdwenen landgoed zal weer zichtbaar worden gemaakt en het terrein zal worden ontsloten met recreatieve paden. Natuurmonumenten gaat op het erf van de voormalige boerderij een zorglocatie ontwikkelen. In een theehuis kunnen bezoekers informatie krijgen. Gradus Lemmen, beheerder van het Naardermeer bij Natuurmonumenten: “Om de natuur te kunnen behouden en te verbeteren, maar ook om het gebied toegankelijk te houden en nog meer bezoekers te kunnen ontvangen, is een andere inrichting noodzakelijk. Met het integrale plan dat hiervoor is bedacht, kunnen we dat bereiken.” De westkant van het Naardermeer zal rustiger worden met minder bezoekers. Hier broeden moerasvogels, zoals de purperreiger en de zwarte stern, die daar meer kansen krijgen. Aan de oostkant van het Naardermeer komt meer aandacht voor de botanische waarde, die zich goed verhoudt met bezoekers. Hier starten straks de excursies naar het Naardermeer vanaf boerderij Stadzigt.
Om de ambities voor het Vechtplassengebied te realiseren is grondverwerving en herschikking van landbouwbedrijven noodzakelijk. Provoost: “Zo’n transformatieproces vereist nauwkeurigheid en zorgvuldigheid. Het gaat om herschikking van functies, waarbij boerenbedrijven zijn betrokken, die daar vaak al generaties lang zitten. DLG speelt een belangrijke rol in dit proces.” De samenwerking met DLG verloopt goed, volgens Lemmen en Provoost. DLG verzorgt het procesmanagement, de uitvoering en de inrichtingsplannen. Lemmen: “Daar hebben zij de mensen en de kennis voor in huis. Wij kennen het terrein van haver tot gort. Met elkaar kunnen we tot een optimaal resultaat komen.” Rijkers vertelt over de samenwerking: “We zijn samen tot een plan gekomen dat past binnen het beeld dat Natuurmonumenten bij het Vechtplassengebied heeft; zowel met betrekking tot het beheer, als hun wensen voor de ontwikkeling.”
Terravisie, oktober 2008
Glastuinbouw inpassen in het landschap
De provincie Friesland, de gemeente Franekeradeel en DLG werken samen aan het project Waddenglas. Doel van het project is om uiterlijk in 2015 ten zuiden van Sexbierum een hoogwaardig glastuinbouwgebied te realiseren.
Het plangebied in Franekeradeel beslaat zo’n 200 hectare, waarvan 120 hectare glas en bedrijfsgebouwen zal worden. De overige hectares zijn bedoeld voor natuur, wegen en gietwaterbassins. Voor de regio zal Waddenglas 800 tot 1000 arbeidsplaatsen opleveren. De gemeente en inwoners zijn blij met de extra werkgelegenheid. Het enthousiasme is dan ook groot. Waddenglas wordt uitgevoerd nabij bestaande glastuinbouw. De provincie Friesland vatte zo’n vijf jaar geleden het plan op om 450 ha glastuinbouw te realiseren. Thiadrik Twerda, wethouder van Franekeradeel: “Als gemeente nemen wij daarvan ongeveer de helft voor onze rekening. Onze ervaringen met glastuinbouw zijn heel goed.” Waddenglas vergt een investering van ruim dertig miljoen euro. De gemeente, de provincie en DLG nemen hiervan ieder eenderde voor hun rekening. Het is het eerste project in Friesland waaraan DLG risicodragend meedoet. DLG is met name betrokken bij de grondverwerving, vormgeving van het gebied, natuurontwikkeling en het maken van een beheersvisie. Canisius Smit, procesmanager bij DLG: “Het is bijzonder om met z’n drieën zo’n project te ontwikkelen. De planvorming is in een vrij hoog tempo gegaan. Binnen anderhalf jaar zijn we van idee tot een heel concreet plan gekomen.”
Inmiddels is ongeveer de helft van de benodigde grond aangekocht. Het bestemmingsplan is in procedure en er is een Milieueffectrapportage gemaakt. In het project is veel aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. “We willen zo weinig mogelijk fossiele brandstoffen gebruiken en gebruik maken van innovatieve technieken. Zo wordt op dit moment uitgezocht of we aardwarmte, energie die diep in de grond zit, kunnen gaan toepassen”, aldus Twerda. Om een mooie landschappelijke inpassing te realiseren, komen er rietzones rond de kassen en worden de gietwaterbassins, die nodig zijn voor de opslag van gietwater voor de glastuinbouw, eenvormig binnen het gebied aangelegd. Ook krijgen de kassen eenzelfde vormgeving, om ‘verrommeling’ te voorkomen. In de buitenzone komen struin- en fietspaden en uitzichtspunten.
Toen er eenmaal plannen waren om in het gebied kassen te realiseren, organiseerde DLG eerst een zogenaamde schetsschuit-sessie. Medewerkers van DLG, de gemeente en de provincie en andere belanghebbenden gingen twee dagen in quarantaine om uit te zoeken hoe het gebied het beste kon worden ingericht. Smit: “Die sessie leverde een gezamenlijk beeld voor het gebied op en dat werkt heel prettig. De partijen groeiden op die manier snel naar elkaar toe om samen hun droomplan te realiseren.” De samenwerking met DLG verloopt heel goed, volgens Twerda. “We hebben met z’n drieën een samenwerkingsovereenkomst en DLG doet volop mee. De risico’s én de eventuele voordelen zijn voor ons alledrie.” Smit vertelt: “Iedereen is heel enthousiast en toont veel inzet. Voorheen werd er vaak een extern bureau ingeschakeld om een plan te ontwikkelen en daar reageerden partijen dan op. Nu hebben we met z’n drieën een gezamenlijk plan gemaakt. Dan groeit er echt iets. Uitgangspunt was het ontwikkelen van een mooi kassengebied. De motor daarachter was het creëren van werkgelegenheid. Het is dan een prachtige uitdaging om én werkgelegenheid te creëren én een gebied te ontwikkelen waar het goed vertoeven is.”
Terravisie, oktober 2008
Moerasgebieden beschermen op internationaal niveau
Het internationale Flyway stepping stones-programma heeft als doel het duurzaam beschermen van de belangrijkste moerasgebieden op de trekroutes van weide- en watervogels. Eén van de gebieden waar het programma op focust, zijn de Bas-Loukkos moerasgebieden in Noord-West Marokko. DLG voert hier met een aantal partners een project uit. Het ministerie van LNV is opdrachtgever.
Het Flyway stepping stones-programma heeft betrekking op de Oost-Atlantische vogeltrekroute; van Siberië en de Baltische Staten naar Nederland en via Zuid-West Europa naar Afrika. “Met betrekking tot de vogeltrekroutes verrichtte het ministerie van LNV vooral inspanningen op het niveau van verdragen en internationale afspraken”, vertelt Guus Schutjes, senior medewerker Internationale Zaken bij DLG. LNV wilde echter meer doen om de leefgebieden van ‘onze’ vogels buiten de Nederlandse grenzen concreet te beschermen, wat van belang is voor het duurzaam in stand houden van de vogelpopulaties in Nederland. De directie Natuur van LNV vroeg DLG daarom zo’n twee jaar geleden hiermee aan de slag te gaan.” Eén van de projecten die DLG in dat kader samen met Nederlandse en buitenlandse partners ontwikkelde, heeft betrekking op de Bas Loukkos moerasgebieden in Marokko. Het betreft een zogenaamde Ramsar-site; een bijzonder moerasgebied, dat beschermd dient te worden. Bij de uitvoering van dit project is sprake van eigenbelang én van het belang van het ontvangende land. Mohammed Ribi, contactpersoon van DLG in Marokko: “Tot nu toe is het Haute Commisariat, waarvoor ik werk, niet in staat geweest het beheer van deze gebieden goed uit te voeren. Nederland heeft belang bij dit project en wij hebben behoefte aan ondersteuning vanuit Nederland.”
Voor het project ontving DLG financiering uit het Matra BBI-fonds. Dit fonds van de Nederlandse overheid financiert projecten op het gebied van het behoud van biodiversiteit. DLG levert expertise en verzorgt de procesbegeleiding van het Marokko-project, samen met andere organisaties. Schutjes: “De komende tijd wordt er geïnventariseerd welke vogels er aanwezig zijn in het gebied. Ook gaan we bewoners opleiden om vogels te tellen. Daarnaast gaan we samen met de partners een goed managementsplan maken. Alle stakeholders moeten zich daarin kunnen vinden. Een commissie bestaande uit provinciale en nationale autoriteiten gaat vervolgens het plan implementeren.” Verder wordt onderzocht hoe andere functies in het gebied kunnen bestaan, zodat er economische ontwikkeling kan plaatsvinden. In de omgeving van het moerasgebied vinden veel verschillende activiteiten plaats. Zo gebruiken bewoners rivierwater voor de irrigatie van landbouwgrond en wordt er een groot hotelcomplex aan het strand gerealiseerd. Schutjes: “Er is dus sprake van een behoorlijke druk op de aanwezige waterbronnen. Tegelijkertijd is iedereen gebaat bij een mooi, groen gebied, waar lepelaars en grutto’s rondvliegen. Dat trekt toeristen aan.” Het project verkeert nog in de eerste fase, maar Schutjes merkt dat er veel animo is om er gezamenlijk aan te werken. Doel van het project in Marokko is ook dat andere, vergelijkbare gebieden kunnen profiteren van de ervaring die daar wordt opgedaan. Martin Lok, beleidscoördinator directie Natuur Internationaal bij LNV: “Wij zijn er een groot voorstander van dat DLG en ook andere partijen op veel meer plaatsen langs zo’n flyway hun expertise ter beschikking stellen om te investeren in het duurzaam behoud van biodiversiteit. Je hebt een ketting van meerdere succesvolle projecten nodig om uiteindelijk op het niveau van een gehele flyway goede resultaten te behalen.”
Terravisie, februari 2008